An English Dutch Dictionary
English to Dutch
Dutch to English
whole word, sort by length
page 1 of 1 for "
kopen
"
Dutch
English
Kopenhagen
Copenhagen
kopen (kocht, heb gekocht)
to buy
to purchase
omkopen (kocht om, heb omgekocht)
to bribe
kopen
present
past
ik
ik koop
ik kocht
je, jij, u
je koopt
je kocht
hij, ze, zij, het
hij koopt
hij kocht
we, wij
we kopen
we kochten
jullie
jullie kopen
jullie kochten
ze, zij
ze kopen
ze kochten
present perfect
past perfect
ik
ik heb gekocht
ik had gekocht
je, jij, u
je hebt gekocht
je had gekocht
hij, ze, zij, het
hij heeft gekocht
hij had gekocht
we, wij
we hebben gekocht
we hadden gekocht
jullie
jullie hebben gekocht
jullie hadden gekocht
ze, zij
ze hebben gekocht
ze hadden gekocht
future
conditional
ik
ik zal kopen
ik zou kopen
je, jij, u
je zult kopen
je zou kopen
hij, ze, zij, het
hij zal kopen
hij zou kopen
we, wij
we zullen kopen
we zouden kopen
jullie
jullie zullen kopen
jullie zouden kopen
ze, zij
ze zullen kopen
ze zouden kopen
future perfect
conditional perfect
ik
ik zal hebben gekocht
ik zou hebben gekocht
je, jij, u
je zult hebben gekocht
je zou hebben gekocht
hij, ze, zij, het
hij zal hebben gekocht
hij zou hebben gekocht
we, wij
we zullen hebben gekocht
we zouden hebben gekocht
jullie
jullie zullen hebben gekocht
jullie zouden hebben gekocht
ze, zij
ze zullen hebben gekocht
ze zouden hebben gekocht
Infinitive
: kopen
Auxiliary verb
: hebben
show all categories
Read the
help
about search options, verb conjugation tables, etc.
Search script and dictionary developed by
www.valley-trail.com
Compiled in the 21st century