An English Dutch Dictionary
 




page 6 of 712 for "de"
 
DutchEnglish   
afleiden (leidde af, heb afgeleid)to derive  map  info 
 to distract  map  info 
afluisteren (luisterde af, heb afgeluisterd)to overhear  map  info 
afremmen (remde af, heb afgeremd)to impede  map  info 
afronden (rondde af, heb afgerond)to complete  map  info 
afscheiden (scheidde af, heb afgescheiden)to secrete  map  info 
afsnijden (sneed af, heb afgesneden)to cut off  map  info 
afspoelen (spoelde af, heb afgespoeld)to rinse  map  info 
afstuderen (studeerde af, ben afgestudeerd)to graduate  map  info 
aftreden (trad af, ben afgetreden)to abdicate  map  info 
afvaardigen (vaardigde af, heb afgevaardigd)to delegate  map  info 
alarmeren (alarmeerde, heb gealarmeerd)to alarm  map  info 


show all categories



Read the help about search options, verb conjugation tables, etc.





Search script and dictionary developed by www.valley-trail.com
Compiled in the 21st century