An English Dutch Dictionary
English to Dutch
Dutch to English
whole word, sort by length
page 5 of 8 for "
"
Previous
1
2
3
4
5
6
7
8
Next
English
Dutch
the arthropod
de geleedpotige (de geleedpotigen)
the insect
het insect (de insecten)
the reptile
het reptiel (de reptielen)
the fish
de vis (de vissen)
the bird
de vogel (de vogels)
the amphibian
de amfibie (de amfibieën)
the invertebrate
de ongewervelde (de ongewervelden)
the person
de persoon (de personen)
the relative
het familielid (de familieleden)
the group of people
de groep mensen (de groepen mensen)
the plant
de plant (de planten)
the tree
de boom (de bomen)
show all categories
Read the
help
about search options, verb conjugation tables, etc.
Search script and dictionary developed by
www.valley-trail.com
Compiled in the 21st century